De tekst als verloren brief
Door Bert Pol
Hoe komt het dat er een grens is aan wat we als goed opgeleide en ervaren professionals kunnen bereiken? Dat het bewerkstelligen van begrip en draagvlak vaak maar in beperkte mate of soms helemaal niet lukt? En dat verandering van attitudes en gedrag ondanks het gebruik van actuele psychologische inzichten slechts slaagt bij een klein deel van de doelgroep, hoe mooi het resultaat ook kan zijn als je het afzet tegen de situatie voorafgaand aan de interventies? Als na een interventie 30 procent minder huisvuilzakken naast de container staan in plaats van dat ze erin zijn gegooid, dan is dat een fraai resultaat. Als jarenlang steeds 2 procent minder mensen met alcohol op achter het stuur zitten, is dat ook een belangrijke winst. Maar het succes van op psychologische inzichten gebaseerde communicatieve interventies moet niet omslaan in extreme pretenties van communicatieprofessionals en communicatieadviseurs met als gevolg veel te hoge verwachtingen van in- en externe opdrachtgevers.
In de rubriek Kennis in C#8 2020 kwam Jean- François Lyotards uiteenzetting aan de orde hoe onderling verschillende genres de discours begrip voor het standpunt van de ander per definitie kunnen uitsluiten.[1] Zoals wanneer een exacte wetenschapper vanuit zijn natuurwetenschappelijk discours, van een gelovige empirisch bewijs voor het bestaan van God verlangt voordat hij bereid is diens religie serieus te nemen. In zo’n situatie heeft een gesprek geen enkele zin.
Een andere, niet minder wezenlijke beperking van de effectiviteit van communicatie, is het gevolg van de complexiteit van betekenisverlening. Zeer relevant zijn de gedachten die Jacques Derrida daarover ontwikkeld heeft.[2]
Derrida stelt, heel kort door de bocht, dat de betekenis van een woord of tekst nooit te fixeren is. Anders gezegd: je bent niet de baas over de werking – het effect – van je woorden. Dat wil zeggen dat je als afzender geen greep hebt, noch kan hebben op de betekenis die lezers of toehoorders aan je woorden geven. Je denkt wel dat de ander jouw woorden niet alleen snapt, maar er ook de betekenis aan geeft die jij bedoeld hebt. Maar is dat wel zo?
Het idee ligt voor de hand dat je in persoonlijke communicatie kan checken of de betekenis die de toehoorder of gesprekspartner aan je woorden geeft, in overeenstemming is met je intentie. Maar zelfs als de ander expliciet zegt dat hij het met je eens is, is dat dan ook werkelijk het geval? Er vindt altijd interpretatie van je woorden plaats, waarbij de gesprekspartners je woorden interpreteren vanuit hun eigen referentiekader en je woorden betekenis verlenen in de context waarin zij verkeren.
Achteloosheid
De ander kan ook zijn of haar redenen hebben om te zeggen dat hij of zij de bedoeling van je woorden deelt. Uit vriendelijkheid, uit strategische overwegingen – bijvoorbeeld in hiërarchische verhoudingen als je de baas niet tegen je in het harnas wil jagen of afvallen – of simpelweg uit achteloosheid. Steeds maar weer checken of wat je zegt ook zo wordt opgevat als je het bedoelde, is in een normale gesprekssituatie overigens niet alleen abnormaal, maar ook niet te doen zonder dat het karakter van een dialoog verschuift van gesprek naar overhoring.
In communicatiesituaties waarin de afzender schrijft in plaats van spreekt, is zelfs de mogelijkheid van zo’n check – hoe onbetrouwbaar de uitkomsten daarvan dus ook zijn – niet aanwezig. Je weet nooit welke betekenis de ander aan jouw woorden geeft. Daar bovenop kunnen de lezers ook niet navragen wat de schrijver bedoeld heeft. En als ze het al zouden doen, hoe interpreteert de auteur de vraag? En hoe interpreteert degene die de vraag stelt het antwoord?
Er is, kortom, altijd een andere betekenis mogelijk, zoals Derrida in analyses van een overvloed aan teksten van uiteenlopende aard aannemelijk maakt.
Ook het betoog van de auteur is minder solide dan het lijkt, in zoverre de auteur zich baseert op zijn interpretatie van teksten of woorden van anderen. Heeft degene op wie de auteur zich baseert zijn woorden ook zo bedoeld? En heeft die voorganger degenen op wie hij zich baseerde ook de bedoelingen van diens voorgangers de betekenis gegeven die deze voorgangers bedoelden? Enzovoorts. Betekenisgeving en -verandering houden nooit op.
Woorden leiden – anders gezegd – als ze zijn uitgesproken of geschreven een eigen leven. Betekenisgeving is een eindeloos proces waarbij de betekenis van woorden en teksten steeds weer verschuift, zonder dat degene die een andere dimensie aan dezelfde uiting geeft zich daarvan bewust is. Er is immers altijd een andere betekenis mogelijk als woorden opnieuw gebruikt worden. Dat geldt niet alleen voor woorden, maar ook voor andere tekens, zoals beelden. (De uitspraak dat één beeld meer zegt dan duizend woorden, is zo beschouwd onzin.)
De verloren brief
Derrida gebruikt het beeld van de tekst als een brief die kwijtraakt en op een zeker moment bij toeval wordt gevonden door iemand die schrijver noch geadresseerde, noch de context kent. Maar de brief is blijven bestaan en leesbaar. De toevallige vinder leest hem ook en geeft betekenis aan de woorden. Dat er geen enkele zekerheid is dat die overeenstemt met wat de schrijver bedoelde en met de betekenis die de geïntendeerde lezer aan de tekst verleend zou hebben, moge duidelijk zijn. Een tekst raakt verweesd, is per definitie verweesd. Het ‘nageslacht’ vult zijn betekenis aan of in.
De Saussure
Derrida baseert zich – overigens zonder hem in alle opzichten te volgen – op de Cours de linguistique générale van Ferdinand de Saussure.[3] In deze in 1916 postuum gepubliceerde en pas in de jaren ’50 herontdekte en als baanbrekend erkende collegereeks, behandelt De Saussure taal als een systeem van tekens. Daarin is sprake van een subject (de auteur), een signifiant (de betekenaar, in casu het teken, zoals een woord) en een signifié (het betekende, datgene waarnaar het teken verwijst). Aan de andere kant van het spectrum staat de recipiënt: de lezer, luisteraar, kijker. De spreker of schrijver gebruikt een woord dat verwijst naar iets, een ding of een begrip.
In het geval van woorden en teksten – maar ook van tekens in de vorm van beelden – is, in Derrida’s zienswijze, alleen de signifiant aanwezig: dat wat verwijst, het teken. Wat de auteur bedoelt, weet de recipiënt nooit zeker. Net zo min weet de auteur hoe de recipiënt de tekst interpreteert en daarmee betekenis geeft, terwijl recipiënten dat ook niet van elkaar weten.[4] Datgene waarnaar het teken verwijst – de signifié – is eveneens afwezig, net als de context. Het woord ‘stoel’ valt immers niet samen met een specifieke stoel op een specifieke plaats op een specifiek moment in een specifieke context. Iedere context beïnvloedt de betekenis van het woord stoel.
Cliché
Dat teksten verkeerd uitgelegd kunnen worden is een cliché. Maar het is een cliché dat niet klopt. Verkeerd uitgelegd worden impliceert dat er sprake is van schuld of onvermogen. Van de auteur die zijn boodschap niet goed weet te verwoorden (een verwijt dat de communicatieprofessional nogal eens op zijn boterham krijgt). Of van de lezer, toehoorder of kijker die niet in staat is de boodschap te begrijpen of te weinig aandacht schenkt aan de boodschap. Dat komt natuurlijk voor. Maar het probleem gaat veel dieper, namelijk dat een boodschap tijdens het communicatieproces altijd een betekenisverschuiving ondergaat, van grotere of kleinere aard.
Dat proces is per definitie onbeheersbaar. Het is een van de belangrijke factoren die het effect van in communicatie vervatte interventies altijd zal beperken. Dat noopt tot bescheidenheid.
Het bovenstaande is ook relevant om onze in- of externe opdrachtgevers duidelijk te kunnen maken wat ze niet van communicatie en communicatieprofessionals mogen verwachten. Zodat we niet gevraagd worden om voor elkaar te krijgen wat buiten de grenzen ligt van wat communicatie vermag. Daarmee is ook een houtsnijdend weerwoord mogelijk op het vaak onterechte en gemakkelijke verwijt dat ‘de communicatie niet goed was’ wanneer maatregelen niet uitpakken zoals werd gehoopt of verondersteld.
[1] Voorbij de grenzen van gedragsbeïnvloeding. In: C 8 (dec. 2020), p. 32-33
[2] Kenner van de moderne Franse filosofie Ger Groot (2003) behandelt de hier aan de orde gestelde thematiek van Derrida uitvoerig in zijn ook als dissertatie verschenen Vier ongemakkelijke filosofen. Nietzsche, Cioran, Bataille, Derrida. Amsterdam: SUN. p. 371- 412. In dit artikel is de auteur in hoge mate vooral schatplichtig aan deze publicatie van Groot.
[3] De Saussure, F. (1916) Cours de linguïstique générale. Lausanne/Paris: Payot.
[4] Volledigheidshalve: dat geldt ook voor gesproken tekst, zoals in persoonlijke communicatie.