‘De woorden poep en pies, die moet je niet gebruiken’

Door Bert Pol

over scheidslijnen

Klik hier voor het artikel in PDF-formaat

Scheidslijnen bepalen het huidige politieke en maatschappelijke debat. Scheidslijnen tussen elite en volk. Tussen oude en nieuwe politiek. Tussen moslims en niet-moslims. Tussen vluchtelingen en inwoners van oudsher. Tussen afzonderlijke naties en ‘Brussel’. Tussen de Griekse regering en ministers van Financiën van diverse andere EU-landen. Tussen Amerika en de rest van de wereld.

Maar zijn dit nu scheidslijnen, of gewoon verschillen? Is een scheidslijn wel iets anders dan een verschil? Of doet dat er niet toe: is het maar terminologie? Of is er toch meer aan de hand en kunnen we de term scheidslijn en equivalenten als tweedeling en segregatie maar beter niet gebruiken? Dat laatste betoogt Will Tiemeijer van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) in Wat is er mis met maatschappelijke scheidslijnen(1). Behalve politici, zouden ook  communicatieprofessionals de conclusies van deze studie goed tot zich moeten laten doordringen.

Maatschappelijke verschillen zijn er altijd. In opleiding, in inkomen, in leeftijd, in beleving, in politieke oriëntatie, enzovoorts. In een samenleving met verschillen valt goed samen te leven en te werken, een scheidslijn daarentegen impliceert dat verschillende groepen zich niet goed of helemaal niet meer tot elkaar verhouden. In elk geval één van de groepen heeft een hekel gekregen aan een of meer andere. Zoals Trump c.s. aan Mexicaanse immigranten. Er is dan een negatief evaluatief element aan het verschil toegevoegd. Scheidslijnen zijn nog niet hetzelfde als breuklijnen. Maar ze kunnen dat wel worden. Dan is er echte vijandigheid ontstaan van in elk geval één partij jegens de andere. Die wil niets (meer) met de ander te maken hebben. Of ziet de andere partij zelfs het liefst weggevaagd.

Framing

Essentiële ingrediënten van scheidslijnen zijn collectieve zelfprofilering en collectieve betekenisgeving van groepen. Ze maken dat een verschil, bijvoorbeeld in geloof, uitmondt in een scheidslijn. Dat rooms-katholieken op ten minste één punt verschillen van gereformeerden, is duidelijk. Maar van een scheidslijn tussen beide groepen spreek je anno 2017 niet, omdat rooms-katholieken hun geloof beleven zonder dat ze daar collectief de betekenis aan geven dat ze betere mensen zijn dan gereformeerden en zich dus ook niet zo gedragen. Zouden ze dat wel vinden én dat ook uitdragen, dan is er sprake van een scheidslijn. Dat wil nog niet zeggen dat ze ook zouden vinden dat gereformeerden aangepakt moeten worden. Dat is het resultaat van framing. Framing maakt het opgeroepen beeld van een scheidslijn echt gevaarlijk. Omdat, zoals Tiemeijer het verwoordt, “framing een bewuste inspanning is van groepen om gedeelde interpretaties en beelden van de wereld te ontwikkelen die collectieve actie legimiteren en daartoe aanzetten(2).” Framing is het ingrediënt dat de mix van collectieve betekenisgeving en collectieve zelfprofilering tot een explosieve cocktail maakt. “Zij zijn niet als wij. Zij deugen niet: daar moet iets aan gedaan worden.”

Schuld

Spreken in termen van maatschappelijke scheidslijnen legt een klant-en-klare basis voor framing. Het benoemen van een maatschappelijke scheidslijn suggereert dat er een tegenstander is. Framing dat men op die tegenstander zijn pijlen moet richten. Die tegenstander is de schuld van problemen. Het woord scheidslijn werkt als alarmbel: daar gaat iets fout! Tussen politici en burgers, tussen vluchtelingen en Nederlanders, et cetera. De term scheidslijn heeft een agenderende werking en
wordt brandstof voor politieke strijd.

Acceptabele proporties

Het benoemen van reële verschillen en tegenstellingen is wel wenselijk. Dan kun je er iets aan doen: het verschil wegnemen of tot acceptabele proporties terugbrengen. Anders is het als een beschrijving overgaat van een zo getrouw mogelijke  bedoelde weergave van de realiteit in een constructie waarin aan het beeld iets extra’s is toegevoegd dat een nieuwe lading aan het beeld geeft. Je ziet twee ernstig kijkende mannen die met elkaar in gesprek zijn, maar onder de foto schrijf je dat de linker ruzie zoekt met de rechter. Dan voeg je betekenis toe en creëer je een sociale realiteit met daaraan verbonden de al dan niet bedoelde impliciete boodschap dat we moeten ingrijpen. Zo geef je met de termen scheidslijn, tweedeling en segregatie een lading aan de realiteit waarnaar je verwijst. En kun je ongerustheid oproepen waar je die zou willen voorkomen. Het gevaar is dat je met die termen groepsbeelden creëert die gemakkelijk benut kunnen worden om andere groepen aan te pakken. Het doet denken aan het ‘Poep en piesmenuet(3)’ van Hans Dorrestijn:

Hé! De woorden ‘poep’ en ‘pies’,
die zijn niet netjes, die zijn vies.
Je moet die woorden niet gebruiken,
anders ga je d’r naar ruiken!

Je verspreidt een geur die animositeit, hekel of zelfs haat kan uitlokken.

Verantwoordelijkheid van de communicatieadviseur

Wat is de rol en de verantwoordelijkheid van de communicatieprofessional? Die van spindoctors is wel duidelijk: zij framen welbewust ten faveure van hun broodheer. Het belang van de opdrachtgever staat voorop en gaat boven een groter belang. Als communicatieprofessionals politici en beleidsmakers adviseren die maatschappelijke verdeeldheid willen voorkomen, doen ze er verstandig aan hen te wijzen op de onverwachte effecten van termen als scheidslijnen en tweedeling. Wat is er mis met maatschappelijke scheidslijnen bevat de argumenten daarvoor.

Literatuur
1. Will Tiemeijer. Wat is er mis met maatschappelijke scheidslijnen. Den Haag: Wetenschappelijk Raad voor het Regeringsbeleid. 2017.
2. A.w., 131; cursivering van ondergetekende.
3. ‘Poep- en piesmenuet’ Uit De liedjes voor kinderen, Bert Bakker, Amsterdam, 1995.

Bron: Bert Pol. (2017). Over scheidslijnen. ‘De woorden poep en pies, die moet je niet gebruiken. Communicatievakblad C, 1, 26-27.

Tegen de communicatie

Wanneer je in de boekhandel op een prominente plaats een boek ziet liggen met de titel 'Tegen de communicatie', kijk je als communicatieprofessional minimaal verrast op. Welk betoog zou zich achter die provocerende titel ontvouwen?

Bij wie ligt het risico van fouten in de voorlichting?

Als communicatieprofessionals en inhoudsverantwoordelijken het oneens zijn over de verwoording, wat gebeurt er dan als dit leidt tot een juridisch geschil?