How to do things with words: taaldaden
Door Bert Pol
De ‘Kennis’ in C#1 2017 was gewijd aan de WRR-publicatie Wat is er mis met maatschappelijke scheidslijnen.1 Zich baserend op psychologische, sociologische en filosofische bronnen, zet Will Tiemeijer daarin zorgvuldig uiteen dat het publiekelijk gebruiken van de term scheidslijn op zich een scheidslijn creëert. Zijn slotbeschouwing: “De keuze voor het begrip scheidslijn is meestal niet alleen een beschrijving, maar ook een taaldaad, met bepaalde performatieve effecten.” (p. 134) Tiemeijer gaat niet in op taaldaden en performatieve effecten, wat een goede aanleiding vormt om dat hier te doen.
De termen performatief en taaldaden (of taalhandelingen) verwijzen naar een bundel postuum gepubliceerde lezingen van de Britse filosoof J.L Austin: How to do things with words (1962)2. De kern is dat er uitspraken zijn die niet het karakter hebben van een constaterende beschrijving van een empirisch waarneembaar gegeven, zoals de zin ‘daar komt Jan’, of ‘het regent’ die heeft.
De termen performatief en taaldaden (of taalhandelingen) verwijzen naar een bundel postuum gepubliceerde lezingen van de Britse filosoof J.L Austin: How to do things with words (1962)2. De kern is dat er uitspraken zijn die niet het karakter hebben van een constaterende beschrijving van een empirisch waarneembaar gegeven, zoals de zin ‘daar komt Jan’, of ‘het regent’ die heeft.
Taalhandeling
Als een ambtenaar van de burgerlijke stand bijvoorbeeld zegt: ik verklaar u hierbij man en vrouw, dan verwijst die zin niet naar een waarneembaar feit of naar een gebeurtenis. Dat wil echter niet zeggen dat die zin betekenisloos is (zoals in de voorgaande decennia aangenomen werd door taalfilosofen). Het is geen holle frase. Met het uitspreken van de zin, verricht de ambtenaar namelijk een bijzonder soort handeling. De zin creëert een feit, een sociaal feit. Net zoals de zin: ik verklaar de vergadering voor geopend. Of: deze rechtbank
veroordeelt u tot twee jaar gevangenisstraf.
Austin noemt dergelijke uitspraken performatieve uitspraken. In termen van handelingen spreekt hij van performatieve taalhandelingen. Hij maakt daarbij een onderverdeling in drie soorten taalhandelingen: locutionaire, illocutionaire en perlocutionaire.
Een locutionaire taalhandeling is bij Austin de handeling van het uitspreken van woorden als zodanig. Een illocutionaire taalhandeling heeft verstrekkender implicaties, namelijk de handeling die verricht wordt door het uitspreken van een specifieke zin of woorden. Zoals de hierboven staande uiting ‘deze rechtbank veroordeelt u tot twee jaar gevangenisstraf’. Met de term perlocutionaire taalhandeling duidt hij het effect aan dat het uitspreken van de specifieke zin heeft op degenen die aangesproken worden. Zoals aanwezigen bij een vergadering hun stukken bij elkaar pakken en de zaal verlaten nadat de voorzitter de vergadering gesloten heeft verklaard.
Het belang van Austins inzichten is vooral dat hij duidelijk maakt dat performatieven – en dan met name de illocutionaire taalhandelingen – gevolgen kunnen hebben. En zowel maatschappelijk als individueel kunnen dat grote gevolgen zijn.
Hate speech
Zonder dat we het in de gaten hebben, kan een taaldaad een maatschappelijk proces in gang zetten. De Amerikaanse filosofe Judit Butler bespreekt dat in een analyse van hate speech. Scheldwoorden, betoogt ze, zijn niet alleen ‘meningen’ zoals degenen die zich moeten verantwoorden vaak tot hun verdediging aanvoeren. Uitspraken – bijvoorbeeld dat Europeanen lager dan honden of varkens zijn, of dat de islam een gewelddadige religie is – kunnen sociale realiteiten creëren, zoals aanzetten tot haat en discriminatie.3 Dat laatste is bij Austin het perlocutionaire aspect van taaldaden: het effect dat ze op hoorders of lezers hebben. Dat effect reikt verder dan de intenties van de spreker. Hij heeft geen grip meer op het effect van zijn woorden, omdat ze een eigen leven gaan leven in diverse sociale contexten.
De inzichten over taaldaden zijn ook anno 2017 nog uitermate actueel. Wellicht actueler dan ooit: nieuwe technologie maakt een razendsnelle en anonieme verspreiding van berichten via sociale media mogelijk. Ook van berichten die niets beschrijven, zoals een belofte dat we zonder de EU beter af zijn. In Engeland creëerde dat een inmiddels bekende sociale realiteit. Overigens creëert niet elke taaldaad een nieuwe sociale realiteit: er is een ontvankelijke context nodig. Een taaldaad moet, met andere woorden, in vruchtbare bodem vallen.
Op individueel niveau zijn (cyber)pesten en hate mail moderne representanten van taaldaden met verstrekkende gevolgen. Door een of meer berichtjes op de sociale media te schrijven, stelt iemand een (taal)daad die het leven van zijn mikpunt kan ruïneren door de publieke zichtbaarheid ervan.
Hoe moeten we anno 2017 omgaan met die inzichten?
Fact checking is – vanzelfsprekend – geen effectief wapen tegen schandelijke of schadelijke taaldaden. Er zijn immers geen feiten om te checken. De uitspraak is een feit op zich. Hij onttrekt zich aan een categorisering als waar of onwaar. Wat kunnen we dan doen? In elk geval performatieven, ofwel taaldaden, proberen te herkennen. En scha(n)delijke performatieven ontmaskeren door te laten zien dat ze geen andere basis hebben dan de intentie van de spreker. Anders gezegd: laten zien dat ze nergens op slaan. Het laatste woord is er nog niet over gezegd. Dat beloof ik u.
Literatuur
1. Tiemeijer, W. (2017) Wat is er mis met maatschappelijke scheidslijnen. Den Haag: WRR.
2. J. L. Austin. (1962) How to do things with words. The William James Lectures delivered at Harvard University in 1955. Oxford:
Clarendon Press.
3. Leezenberg, M en De Vries, G.H. (2012). Wetenschapsfilosofie voor geesteswetenschappen. Herz. ed. Amsterdam: Amsterdam
University Press. p. 304 e.v.
Bron: Bert Pol. (2017). How to do things with words: taaldaden. Communicatievakblad C, 1, 28-29.